De gemeente Hilversum en UPC strijden (langdurig) over de vraag of de gemeente kabeltarieven mag voorschrijven. Het Gerechtshof van Amsterdam (op 4 oktober) heeft de kwestie doorgeschoven naar het Europees Hof van Justitie voor een principiële uitspraak.
De gemeente heeft haar kabelnet in 1996 aan UPC verkocht, maar daarbij bijzondere (privaatrechtelijke) voorwaarden bedongen over de tarieven en de samenstelling van het RTV-pakket. UPC wil van de overeenkomst met de gemeente af. Dat kan echter alleen wederzijdse instemming, maar dat is niet gebeurd. De gemeente kan daardoor nog steeds het kabeltarief vaststellen. Hilversum heeft in 2003 een tariefsverhoging geblokkeerd, een besluit dat door de rechter naderhand in stand is gelaten.
UPC wil dat de overeenkomst met de gemeente wordt vernietigd en beroept zich daarbij op het EU-recht van 2003 en de marktanalyse van Opta van 2005. Volgens UPC volgt uit het EU-kader dat gemeenten niet mogen ingrijpen in de tarieven voor eindgebruikers; alleen Opta mag dat. Daar staat tegenover dat overheden de vrijheid hebben om privaatrechtelijke overeenkomsten te sluiten. Het Hof in Amsterdam vraagt aan het Europees Hof van Justitie wat in dit geval het zwaarste weegt.
Het standaardpakket van UPC kost landelijk 17,05 euro per maand, maar in Hilversum 12,05 euro, een verschil van 29 procent. Een principiële uitspraak van het Europees Hof is niet alleen voor Hilversum relevant. Er zijn nog zes andere UPC-gemeenten met een eigen, lager tarief. Wijchen (10,89 euro) zit het laagst. Ziggo (standaard 16,95 euro) heeft in acht gemeenten een afwijkend tarief.