De Universele Dienstenrichtlijn verplicht een aangewezen partij, in dit geval KPN, om een basistelefoonabonnement aan te bieden. Dat dit artikel uit de Telecomwet geen wassen neus is, bleek onlangs in Leidsche Rijn. Opta dwong KPN om uiterlijk begin april een aantal straten in de nieuwbouwwijk Het Zand te voorzien van een vaste telefoonaansluiting. Enkele huishoudens wachtten op dat moment al meer dan een half jaar, eentje zelfs meer dan een jaar. Tot een dwangsom van 10.000 euro per dag is het uiteindelijk niet gekomen.
Het door Opta gepubliceerde besluit geeft een overzicht van de juridische strijd tussen KPN en Opta. De oorzaak van de vertraging ligt bij KPN. Begin 2008 was het plan nog om hybride kabels aan te leggen die ook geschikt zijn voor glasvezel, maar dat plan is geschrapt. KPN heeft pas in december vergunning voor koper aangevraagd bij de gemeente Utrecht. Deze vergunning is eind januari verleend, maar toe n vroor het en kon er niet gegraven worden. Dit ondanks het feit dat KPN beloofd had tussen september en december de telefoon aan te sluiten.
Een groot deel van de argumenten spitst zich toe op een formulering in de Telecomwet, namelijk ‘op redelijk verzoek’. Volgens KPN betekent dat allereerst of het benodigde netwerk reeds aanwezig is of niet, om te beoordelen of een verzoek redelijk is. Verder weegt voor KPN mee dat de aanleg meestal gecombineerd wordt met de andere nutsvoorzieningen. Het ad hoc aanleggen van een aansluiting verstoort de planning en daarmee zou Opta marktverstorend werken.
Opta denkt daar anders over: als KPN al besloten heeft om een netwerk aan te leggen is een aanvraag per definitie redelijk. De vraag of het netwerk al is aangelegd, heeft daar niets mee te maken. De consequentie van die redenering zou zijn dat elke vraag van de consument onredelijk is, zolang het netwerk er nog niet ligt. Dat zou betekenen dat als KPN het netwerk niet aanlegt, zij ook niet aan de UD-verplichting hoeft te voldoen. De wet is daarmee een dode letter, schrijft Opta. De toezichthouder merkt op dat de prikkel om aan te sluiten blijkbaar niet erg hoog was. De vergunning is pas aangevraagd nadat Opta aan de bel getrokken had. Ook het argument dat KPN al genoeg gestraft is doordat consumenten zijn overgestapt naar telefonie over de kabel, is terzijde geschoven.
Opta staat niet toe dat KPN de wet uitlegt op de manier die haar het best uitkomt. Voor Opta prevaleert het consumentenbelang van een snelle levering van een aansluiting. Hier trekt de toezichthouder de bevoegdheid naar zich toe. In de wetstekst van vóór 1998 stond een termijn genoemd van 12 maanden. Ook hanteert KPN een jaar als redelijke termijn, in zijn eigen Algemene Voorwaarden. In de huidige Telecomwet staat echter geen termijn genoemd. Opta legt dat vanaf nu uit als ‘meteen’.
Wetgeving is niet in beton gegoten. De verplichting om per 5.000 inwoners een telefooncel aan te bieden is in december 2008 op verzoek van KPN geschrapt, waarna KPN de cellen bijna overal heeft weggehaald. In het geval van de telefooncel is de schade beperkt. Opta stelt echter terecht dat de vaste lijn dus ook internet in deze tijd een groot maatschappelijk belang is. En toegang tot de infrastructuur is belangrijk voor de concurrentieverhoudingen. Daarom is handhaving van de Universele Dienstenrichtlijn nodig.